Nestkastenwerkgroep resultaten 2023

Vrijdagavond 8 december was er weer de traditionele afsluitende avond voor de nestkastenwerkgroep, waarin het verslag en de resultaten van het afgelopen broedseizoen werden gepresenteerd en waarbij iedereen kon bijkletsen. Nu de resultaten met de werkgroepleden zijn gedeeld kan ik ook de resultaten met de hele vogelwacht delen! Mocht je, naar aanleiding van dit verslag ook zin hebben om, in het broedseizoen, elke week of minimaal elke twee weken samen met anderen nestkasten te controleren, laat het mij dan even weten! Het is niet moeilijk, iedereen kan het en je komt elke week in de natuur en maakt zo de hele lente van dichtbij mee!

Afsluitende avond nestkastenwerkgroep ©Martien van Dooren
Afsluitende avond nestkastenwerkgroep ©Martien van Dooren
Afsluitende avond nestkastenwerkgroep ©Martien van Dooren
Afsluitende avond nestkastenwerkgroep ©Martien van Dooren

Het was weer een bijzonder jaar voor de nestkastbroeders en de nestkastenwerkgroep in de regio Uden. De werkgroep groeide met één nieuw gebied naar 29 leden en 15 gebieden. Het totaal aantal gecontroleerde nestkasten steeg in 2023 met 4,7% van 996 naar 1043. In totaal bleven 270 nestkasten leeg (25,9%).

Er werden in totaal 773 legsels aangetroffen met in totaal 6.635 eieren, daaruit kwamen 5.151 jongen waarvan er uiteindelijk 4.873 uitvlogen. In totaal broedden er negen verschillende soorten in onze nestkasten. Het bezettingspercentage van de kasten was met 74% iets lager dan het langjarig gemiddelde van 78,7%. De Koolmees bleef op een historisch zeer laag niveau sinds 2003 en de Pimpelmees had een hooggemiddeld jaar. Voor de Boomklever lijkt de daling in bezetting enigszins gestabiliseerd door veel nesten in Odiliapeel maar is sinds het hoogtepunt in 2012 wel bijna gehalveerd. Het bezettingspercentage van de Bonte Vliegenvanger neemt na enige jaren van stabilisatie weer verder toe en is sinds 2003 verviervoudigd.

De lente van 2023 had een normale temperatuur maar was verder nat en vrij zonnig. Zowel maart als april waren zeer nat maar mei, daarentegen was wel droog. Qua zonneschijn was Maart het somberst maar de normale hoeveelheid in april zette door naar een extra zonnige meimaand. De zomer van dit jaar was zeer warm, extreem zonnig maar daarna koeler, natter en somberder. Met een gemiddelde temperatuur van 19,4 °C tegen normaal 16,2 °C was het de warmste junimaand sinds 1901. Door de koele temperaturen in april en het natte weer in maart en april kwam de eileg dit jaar laat op gang en was voor de meeste soorten verder ook laatgemiddeld. De gemiddelde eerste eilegdatum was dan ook later dan het langjarig gemiddelde; alleen de Bonte vliegenvanger was iets eerder dan het langjarig gemiddelde.

Legsel Gekraagde Roodstaart in speciale nestkast ©Leo Ballering
Legsel Gekraagde Roodstaart in speciale nestkast ©Leo Ballering

Met de warme zomer zou je verwachten dat er genoeg voedsel was voor de opgroeiende jongen, maar misschien was het wel te warm want het broedsucces verschilde dit jaar nogal over de soorten. Er waren soorten die het beter deden dan het langjarig gemiddelde voor die soort zoals de Bonte vliegenvanger (87% tegenover 80,3%), Gekraagde roodstaart (68% tegenover 66,8%) en de Spreeuw (68% tegenover 56,2%). Andere soorten deden het slechter, zoals de Koolmees (70,0% tegenover 75%) , de Pimpelmees (74% tegenover 77,4%), de Boomklever (75% tegenover 75,6%). Ook dit jaar is de Zwarte mees niet meer tot broeden gekomen in onze nestkasten, de laatste legsels dateren alweer van vijf jaar geleden, in 2019.

De legselgrootte van het eerste legsel van de Koolmees was met 8,5 eieren iets kleiner dan het langjarig gemiddelde van 8,8 eieren (berekend vanaf 1983). De legselgrootte van de vervolglegsels was met 6,5 eieren lager dan het langjarig gemiddelde van 6,6 eieren. Voor de Pimpelmees was het eerste legsel dit jaar, met 10,6 eieren sinds jaren weer eens hoger dan het langjarig gemiddelde van 9,9 eieren. Ook de legselgrootte van de vervolglegsels (7,2 eieren) waren groter dan het langjarig gemiddelde van 6,3 eieren. De gemiddelde legselgroottes van de standvogels lieten een gevarieerder beeld zien: de gemiddelde legselgrootte van de Boomklever was met 7,8 hoog gemiddeld en dus ook veel hoger dan het langjarig gemiddelde van 7,2 eieren. De Spreeuw was met 4,4 eieren gemiddeld iets lager dan het langjarig gemiddelde van 4,8 eieren en het enige Grote Bonte Spechtlegsel (dat ook nog eens mislukte) had 6 eieren. De gemiddelde legselgroottes van in Afrika-overwinterende soorten als de Gekraagde Roodstaart (5,8 eieren) en de Bonte vliegenvanger (6,2 eieren), waren beide net iets hoger dan het langjarig gemiddelde van resp. 5,8 en 5,9 eieren.

Met 18 april was de gemiddelde eerste eidatum voor de Koolmees drie dagen later dan vorig jaar en ook twee dagen later dan het langjarig gemiddelde van de laatste 20 jaar. De gemiddelde eerste eidatum van de Pimpelmees, op 14 april, was 4 dagen later dan vorig jaar maar 1 dag later dan het gemiddelde over de laatste 20 jaar. Voor beide soorten was het allereerste ei dat gelegd werd (29 maart voor de Pimpelmees en 3 april voor de Koolmees) ook redelijk laat over de laatste 20 jaar.

Gekraagde Roodstaart kuiken ©Leo Ballering
Gekraagde Roodstaart kuiken ©Leo Ballering

De Boomklever begon gemiddeld op 13 april en was daarmee zes dagen later dan vorig jaar en drie dagen later dan het langjarig gemiddelde van de laatste 20 jaar. De Bonte vliegenvanger begon vroeg met een allereerste eileg op 13 april maar had met 3 mei, een gemiddelde eerste eidatum die slechts 1 dag vroeger was dan het langjarig gemiddelde. Dat gold echter niet voor de Gekraagde roodstaart die met een gemiddelde eerste eidatum van 10 mei twee dagen later was dan zijn langjarig gemiddelde.

Voor de Koolmees waren er 36 vervolglegsels (9,6%) dat is iets lager dan vorig jaar en laaggemiddeld vergeleken met het langjarig gemiddelde van 16,0%. Van de Pimpelmees waren er maar elf vervolglegsels (5,5%) en dat is laaggemiddeld ten opzichte van het langjarig gemiddelde van 6,6%. Normaal is het vervolglegselpercentage van de Pimpelmezen ongeveer 37% van die van de Koolmees, dit jaar was het met ruim 57% veel hoger dan normaal.

Dit jaar werden in het werkgebied van Vogelwacht Uden de Afrikagangers vroeg gemiddeld voor het eerst gemeld. De Bonte vliegenvanger werd op 5 april voor het eerst gezien en de eerste Gekraagde Roodstaart van de regio werd al op 2 april gezien in het werkgebied van de Vogelwacht Uden e.o. in de Maashorst.

Al met al was het alleen voor de Bonte vliegenvanger in het bijzonder en in mindere mate voor de Boomklever een goed jaar en voor de Pimpelmees, Spreeuw, Gekraagde roodstaart en voor de Grote Bonte Specht een gemiddeld jaar. Alleen voor de Koolmees was het een slecht jaar met een lage bezettingsgraad en laag broedsucces en vervolglegselpercentage.

Soort Bezettingsgraad Broedsucces Legselgrootte Vervolglegselpercentage Totaal beeld 2023
Koolmees ↓↓
Pimpelmees
Bonte Vliegenvanger ↑↑ ↑↑ ↑↑
Boomklever ↑↑ n.v.t.
Gekraagde Roodstaart n.v.t.
Grote Bonte Specht ↑↑ n.v.t.
Spreeuw

Zie hier het volledige verslag.

Leo Ballering, Coördinator Nestkastenwerkgroep