Kleine Mantelmeeuw, Larus graellsii, 48 - 56 cm

Kleine Mantelmeeuw | Larus graellsii
Kleine Mantelmeeuw

Herkenning

Lijkt op de Grote Mantelmeeuw, maar is kleiner, slanker, heeft spitsere vleugels en een minder massieve snavel (met rode punt). Is nauw verwant aan de Zilvermeeuw, soms vormen Kleine Mantelmeeuwen en Zilvermeeuwen broedparen. Heeft pas na vier jaar het volwassen kleed, de dekveren zijn dan donkergrijs en de poten geel (Grote Mantelmeeuw heeft roze poten). De kop, hals en borst zijn wit, in de winter is de kop gestreept. Vliegt met langzame afgemeten vleugelslagen met veel zwenkingen en glijpauzes. Er zijn ook enkele ondersoorten met kleine verschillen.

Biotoop

Komt voor langs kusten en bij meren, broeden in de duinen, op kwelders en zandplaten. Overwinteren langs de Spaanse en Afrikaanse kusten.

Voedsel

Kleine Mantelmeeuwen zijn 'alleseters', ze eten vrijwel alles, van aas tot afval van vuilstortplaatsen. Eten ook kuikens van andere vogels. De kustbroeders gaan ver de zee op om te vissen (verder dan Zilvermeeuwen). Achtervolgen andere vogels om hen te dwingen hun voedsel uit te braken.

Broeden

Broeden in kleine kolonies. Het nest bestaat meestal uit een flinke hoeveelheid plantenmateriaal, hiermee voeren ze een ondiep kuiltje. Heeft de voorkeur voor een vlakke bodem. De drie eieren worden in drie en een half tot vier weken uitgebroed. De ouders moeten voortdurend alert zijn op soortgenoten die de kuikens willen opeten. Is sinds 1987 op daken gaan broeden.

Aantallen in Nederland

100.000 - 110.000 broedparen in Nederland, na een enorme groei (in 1977 9700 broedparen) sinds 2000 stabiliserend.

Aantallen in onze omgeving

Broedt sinds een aantal jaren met enkele tientallen in Veghel op een plat dak op industriegebied de Dubbelen.

Kleine Mantelmeeuw ©Peter van de Braak
Kleine Mantelmeeuw ©Peter van de Braak