Snor, Locustella lusciniodes, 13,5 - 15 cm

Snor | Locustella lusciniodes
Snor

Herkenning

Effen bruine vogel, lijkt wat op een Kleine Karekiet, met rechthoekige staart. Keel, borst en buik zijn roomkleurig en ongetekend, de bovendelen zijn effen bruin, de flanken en onderstaart wat rossig. Heeft een sluipend, muisachtig gedrag. Het is een heel behendige klimmer in het riet. De Snor zingt vooral 's nachts. Hij leidt een wat minder verborgen leven dan de Sprinkhaanzanger, zeker als hij zingt zoekt hij een hoge zangpost. De houding is meestal opgericht.

Biotoop

Komt vooral voor in natte rietvelden, maar wordt ook gehoord in vegetaties met lisdodde, wilgenbos en grote zegge. Woont in nattere gebieden dan de Sprinkhaanzanger.

Geluid

De zang lijkt sterk op dat van de Sprinkhaanzanger, maar is lager van toon. Roept in de vlucht 'tsik'.

Voedsel

(Water)insecten en andere ongewervelden (spinnetjes).

Broeden

Baltsen doet de Snor vaak op de grond, met gespreide staart en slaande vleugels. Het vrij grote nest van rietbladeren ligt laag verborgen tussen de rietvegetatie en is vastgehecht aan de basis van rietstengels of andere vegetatie. Het is gevoerd met grashalmen. Het vrouwtje bouwt het nest, broedt de vier tot vijf eieren in twaalf dagen uit en zorgt voor de jongen, die na twee weken uitvliegen.

Aantallen in Nederland

Rode Lijst soort. Overwintert ten zuiden van de Sahara, bij ons dus zomervogel (april tot september). 1900 - 2400 broedparen.

Aantallen in onze omgeving

Broedt niet in onze omgeving. Er zijn maar drie waarnemingen van, twee daarvan bij de telpost.