Nu in de regio: Holenduif

De duivenfamilie Columbidae telt meer dan driehonderd soorten. Duiven, tortels en meer exotische duifachtigen leven op alle continenten, behalve op Antarctica. Ze komen in bijna alle habitats op aarde voor, van de tropen tot in de koele en gematigde klimaatzones en van zeeniveau tot 5000 m hoogte. Ze bewonen dan ook zowel tropische als boreale wouden, savannes en steppen, woestijnen, mangrovebossen, agrarische landschappen en stedelijke omgevingen. Het grootste aantal soorten (dus de grootste soortendiversiteit) is in de tropische bossen van Zuid-Amerika en Azië te vinden. Sommige soorten hebben een zeer omvangrijk areaal. Dat is bijvoorbeeld het geval bij de onuitroeibare Stadsduif, die goed is aangepast aan een stedelijke leefomgeving en vandaar wereldwijd is ingeburgerd. Sommige duivensoorten leven solitair, andere vertonen uitgesproken groepsgedrag. Vanwege hun neiging tot groepsvorming worden sommige duivensoorten als plaagdieren beschouwd. In landbouwgebieden veroorzaken ze wel eens schade aan de gewassen en hun aanwezigheid in de steden wordt al gauw als echte plaag ervaren vanwege de bijtende uitwerpselen die al menig monument hebben aangetast. Alle duiven zijn monogaam; de broedpartners blijven elkaar vaak jarenlang trouw. Columbidae kennen allerlei roep- en zanggeluiden waarmee ze vrouwtjes verleiden, hun territorium verdedigen en soortgenoten waarschuwen voor gevaar. De zang bestaat dikwijls uit een reeks bijna fluisterzachte tonen, die afhankelijk van de soort hoog of laag, kort of lang kunnen zijn. Sommige soorten laten fluitende roepgeluiden horen, andere koeren of krassen.

Verspreidingskaartje Holenduif
Verspreidingskaartje Holenduif
Holenduif ©Noud vd Berg
Holenduif ©Noud vd Berg
Holenduif ©Noud vd Berg
Holenduif ©Noud vd Berg
Holenduif ©Noud vd Berg
Holenduif ©Noud vd Berg

De Holenduif is minder bekend dan de Houtduif en de Rotsduif of Stadsduif, die veel centra van grote steden bevolkt. De Holenduif is vrij schuw en onderscheidt zich ook door de keuze van zijn broedplaats: hij nestelt in holten van bomen. Onze Holenduiven zijn meer standvogels dan trekvogel en zwerven ’s-winters rond op zoek naar voedsel. Onze broedpopulatie wordt in de winter aangevuld met Holenduiven uit Duitsland en Scandinavische landen. In de wintermaanden vertoeven groepen Holenduiven graag op akkerland, met name graan- en maisstoppelvelden (Sovon). De meeste West-Europese holenduiven zijn dus standvogels, al slaan ze ’s-winters wel aan het zwerven rondom hun broedplaats en wijken ze voor felle kou en zware sneeuwval vaak verder zuidwaarts uit. Holenduiven komen van nature zowel in loofbossen als in lichte naaldbossen voor. In Europa vervangt hij in feite de Rotsduif in bosrijke streken. Bij ons komt hij in alle delen van het land voor, met uitzondering van open akker- en weidegebieden in de kuststreek. Vanwege hun broedgewoontes zijn Holenduiven aangewezen op bossen met grote, oude bomen, waar ze goede nestholten vinden. Ze hebben dus veel te lijden van de voortschrijdende verdwijning van oude bossen. Ook zware stormen, die de laatste jaren in aantal lijken toe te nemen, hebben direct nadelige gevolgen voor holenbroeders zoals de Holenduif, omdat daarbij juist veel oude en holle bomen omwaaien. In de jaren 1980 broedden in Nederland 30.000-40.000 paren. Rond het jaar 2000 waren het er 50.000; de populatie is hier nu stabiel. De winteraantallen zijn 100.000-200.000.

Holenduif ©Peter vd Braak
Holenduif ©Peter vd Braak
Holenduif ©Peter vd Braak
Holenduif ©Peter vd Braak
Holenduif ©Peter vd Braak
Holenduif ©Peter vd Braak

De Holenduif gaat in het grijs gekleed, zoals de meeste duiven, maar wel met hier en daar een mooie metaalglans en ook wat zwarte vlekjes en banden. Op de hals is een iriserend groene vlek zichtbaar; over de borst ligt een roze gloed. Volwassen mannetjes en vrouwtjes zijn uiterlijk eender. Jonge dieren zijn te onderscheiden aan hun doffere verenkleed zonder groene halsvlek. Gewoonlijk vestigen Holenduiven zich in een holte in een boomstam om daar te broeden. Ze zoeken hooggelegen holen met een ongeveer 15 cm wijde ingangsopening. Daarom maken ze graag gebruik van oude holen van de Zwarte Specht. Heeft het broedpaar een geschikt hol voor een nest gevonden dan richt het vrouwtje dat dikwijls in met takjes en dunne halmpjes. Daarna legt ze er twee glanzend witte eieren, die ze samen met het mannetje in iets meer dan twee weken uitbroedt. Zijn de jongen uit het ei, dan worden ze aandachtig door hun ouders verzorgd. Ze worden eerst gevoed met “duivenmelk”, een brij die bestaat uit voor verteerd voedsel en een vloeibare uitscheiding van de krop van de oudervogels. Hoewel de jongen het nest na ongeveer drie weken verlaten, blijven ze nog een tijdje in de buurt van hun ouders, die ook doorgaan hen te voeden. In de loop van hetzelfde broedseizoen brengt een broedpaar dikwijls meer broedsel groot.

Holenduif ©Peter vd Braak
Holenduif ©Peter vd Braak
Holenduif © Martien van Dooren
Holenduif © Martien van Dooren

Dick Slaa

.