Nu in de regio: Bonte Vliegenvanger

Vliegenvangers vertonen grote verschillen in verspreiding en aantallen. Sommige soorten zijn standvogels, maar soorten die in koele gebieden broeden, overwinteren doorgaans in warmere streken. In hun levenswijze stemmen ze sterk overeen. We kennen ruim 200 soorten vliegenvangers, verdeeld over 17 tot 22 geslachten. De meeste leven in Afrika, Azië en Australië. In Europa broeden vier Ficedula-soorten en een Muscicapa-soort. De meeste vliegenvangers leven in de tropen en zijn standvogels, maar alle Europese soorten zijn trekvogels die in Afrika overwinteren. De Grauwe Vliegenvanger heeft zijn winterverblijven in de zuidhelft van dat continent, terwijl de Bonte Vliegenvanger op de West-Afrikaanse boomsavannes overwintert. Daarnaast kennen we nog de Kleine Vliegenvanger als schaarse maar regelmatige doortrekker, vooral in de herfst. De Withalsvliegenvanger broedt in Midden- en Oost-Europa en is voor ons een dwaalgast en de Balkanvliegenvanger broedt in Noord-Griekenland, Bulgarije en de Kaukasus en is bij ons maar 1 keer waargenomen. Zoals de naam al aangeeft, houden de leden van de familie van de vliegenvangers zich vrijwel uitsluitend in leven met insecten die in de vlucht gevangen worden. Ze hebben een afgeplatte snavel met gevoelige vibrissae, haarvormige veertjes die als snorharen rond de brede snavelbasis staan. Vliegenvangers leven meestal in boomrijke omgeving. Variërend van oude bossen tot boomgaarden, parken en tuinen. Vliegenvangers onderscheiden zich op grond van een aantal morfologische kenmerken van de overige zangvogel families. Ze hebben de lange vleugels van trekvogels, de korte pootjes van takzitters en de iets afgeplatte, naar de basis toe verbrede snavel van insectenjagers. Vliegenvangers leven meestal solitair en houden hun nesten gescheiden. Ficedula-soorten waaronder de Bonte Vliegenvanger, broeden in holtes in bomen en nemen voor dat doel ook wel nestkastjes aan. Mucicapa-soorten waaronder de Grauwe Vliegenvanger bouwen een komvormig nest in een takvork of in een ondiepe nis of holte van een boom of een muur.

Verspreidingskaartje Bonte Vliegenvanger
Bonte Vliegenvanger ©Peter van de Braak
Bonte Vliegenvanger ©Peter van de Braak
Bonte Vliegenvanger ©Peter van de Braak
Bonte Vliegenvanger ©Peter van de Braak
Bonte Vliegenvanger ©Peter van de Braak
Bonte Vliegenvanger ©Peter van de Braak

De Bonte Vliegenvanger is met oog op zijn voedselkeuze elk najaar gedwongen uit te wijken, want in Europa zijn ’s-winters niet voldoende insecten te vinden. In het voorjaar keert hij terug om te broeden. Om te kunnen broeden heeft de Bonte Vliegenvanger bomen nodig, liefst oude bomen vol holen. Hij vestigt zich bij voorkeur in oude en vrij lichte, gemengde bossen of loofbossen. In Noord-Europa bewoont hij taigabossen met sparren en berken en oude populieren waarin spechten holen hebben uitgehakt. Verder zuidwaarts neemt hij zijn intrek in grote eiken of kastanje bomen. Overigens broeden Bonte Vliegenvangers ook geregeld in boomgaarden, parken, tuinen en in broek- en ooibossen. De mannetjes van de Bonte Vliegenvanger zijn in het zomerkleed gemakkelijk te herkennen aan de donkerbruine tot zwarte bovendelen. Daarbij steken de witte onderdelen scherp af. De witte zijranden van de armpennen en de witte topjes van de grote dekveren vormen samen een brede witte vleugelstreep. De witte keel en zijhals steken sterk af bij de donkere kop, waarop bij de mannetjes altijd een witte, vaak in twee delen gespitste voorhoofdsvlek zichtbaar is. Sommige mannetjes hebben ’s-zomers grijsbruine bovendelen. In de herfst en de winter zijn de mannetjes minder herkenbaar. Ze hebben dan een bruin verenkleed, een kleinere witte vleugelstreep en een beige baardstreep bij de keel. Ze lijken dan ineens veel op de vrouwtjes. Het nest van deze holenbroeder wordt nogal slordig opgebouwd uit bladeren, stengeltjes, worteltjes, schorssnippers en plukje mos. Van binnen wordt het wat netter afgewerkt met pluis en haren, soms ook met veertjes. Het nest wordt door het vrouwtje gebouwd. Daarna legt ze drie tot acht eieren die ze ongeveer in twee weken zelf uitbroedt. Grotere legsels (tot twaalf eieren) zijn van twee vrouwtjes afkomstig. Het mannetje helpt bij het grootbrengen van de jongen. Die worden na 10 tot 17 dagen vlieg vlug. Bonte Vliegenvangers eten vooral geleedpotigen. Insecten vangen ze vaak in de vlucht, maar ze zoeken die ook wel in het gebladerte van de bomen. Ze geven hun jongen hoofdzakelijk grote hoeveelheden rupsen te eten. In de nazomer en de herfst, of wanneer de weersomstandigheden de jacht op insecten belemmeren, passen deze vogels hun dieet aan en stappen ze over op een menu van vruchten (vlierbessen en bramen) en zaden. Het aantal broedparen in Nederland ligt tussen 19.000 en 23.000. De winteraantallen zijn 0. (Sovon). De roep van de Bonte Vliegenvanger is “huwiet-tik” of kort herhaald “pit”. De zang is kalm beginnend, versnellend, met drie- tot zesmaal herhalende motieven en plotselinge wisselingen van toonhoogte.

Dick Slaa

Bonte Vliegenvanger ©Martien van Dooren
Bonte Vliegenvanger ©Martien van Dooren
Bonte Vliegenvanger ©Martien van Dooren
Bonte Vliegenvanger ©Martien van Dooren
Bonte Vliegenvanger ©Martien van Dooren
Bonte Vliegenvanger ©Martien van Dooren